Inloggen

De verbouwing van Nederland is ingrijpender dan we tot voor kort voor mogelijk hielden. Co Verdaas, hoogleraar Gebiedsontwikkeling bij de TU Delft, ging bij de VPNG in op de vraag hoe we daarvoor de nodige uitvoeringskracht kunnen organiseren.

Co begint met een mooie animatie in zijn presentatie, waarin je kunt zien dat ons land grotendeels door mensen vastgelegd is, door menselijke ingrepen. Dat het principe ´water en bodem sturend´ in de bedoeling breed gesteund wordt, maar hij merkt ook op dat er heel vaak eigen gedachten en ambities op geprojecteerd worden. “We zijn het dan misschien met elkaar eens dat het water en bodem sturend moet zijn”, geeft Co aan, “maar dat wil niet zeggen dat we het met elkaar eens zijn over wat dan de juiste vervolgstappen zijn voor onze ruimtelijke plannen.”

Ambities
Door middel van drie plaatjes laat Co zien hoe ons land veranderd is sinds 1950 en dat de druk op de ruimte ook echt wel zichtbaar is. Het is bijna niet voor te stellen hoe leeg ons land nog was in 1950.

Hij brengt een aantal ruimtelijke opgaven/ambities kwantitatief in beeld:

  • Als je 1 miljoen woningen wilt realiseren, met als uitgangspunt dat hiervan 30% binnenstedelijk moet zijn, dan heb je 28.000-70.000 hectare extra aan ruimte in beslag genomen. Dan heb je het alleen nog maar over de woningen en nog niet over de voorzieningen of de bereikbaarheid.
  • Bij natuur is er de ambitie om ruim 38.530 ha extra natuur te organiseren. Dat vergt ook ruimte.
  • Vanuit de energietransitie heb je ook nog ruimtebeslag nodig van 4-15% van de oppervlakte van Nederland.
  • Verduurzaming landbouw, gaat ook meer ruimtedruk opleveren evenals;
  • Klimaat (bijvoorbeeld waterberging)
  • Bedrijvigheid
  • Bereikbaarheid



“Als je al deze opgaven bekijkt, dan helpt het om te snappen dat in het hier en nu, als projectleider, het lastig is om tot uitvoering te komen”, zegt Co. Hij geeft aan dat zijn aanname is, dat er heel veel partijen zoekende zijn naar hoe we dit richting uitvoering kunnen brengen. “Als je de ambities vertaalt naar het tempo waarin we nu dingen realiseren, dan zitten we niet echt op schema.” Hij wil hiermee de context aangeven waarin we dingen willen realiseren. Er ligt ongelooflijk veel druk op de ruimte en er is schaarste aan menskracht.

Beslag op ruimte
Volgens Co is er nog iets anders wat we onder ogen moeten zien, in ons vakgebied konden we heel lang op projectniveau ook echt tot uitvoering komen. Heel lang konden we binnen de ruimte die we hadden tot overeenstemming komen met diverse partijen en dus ook tot uitvoering. Daar zijn we voor een groot deel in getraind en in gevormd. “Dat model van tot uitvoering komen, dat werkt niet meer”, laat Co weten. Ondertussen zijn de eisen die we aan de leefomgeving stellen opgeschroefd: we willen de lucht schoner, het water schoner, biodiversiteit en tegelijkertijd willen we steeds meer verschillende functies op dezelfde schaarse ruimte.

De regionale investeringsagenda
Volgens Co kunnen we niet op projectniveau op deze wijze doorgaan, want dat loopt vast. Je hebt te maken met zoveel randvoorwaarden (stikstof, klimaat, biodiversiteit, etc.). Hier zou in een programma, bij de ambities rekening mee gehouden moeten worden. Op regionale schaal moet eerst die samenhang worden georganiseerd. Hij stelt vaak de vraag aan een projectleider of hij/zij beeld heeft bij wat er allemaal nog meer speelt in de regio. Wat zijn de ambities en is dit ook empirisch vertaald in een programma. Het liefst ook met locaties en een investeringsagenda, want dan heb je ook zicht op de randvoorwaarden om tot ontwikkeling te komen. Vaak is dat beeld er niet of is gefragmenteerd, maar gaan mensen wel door met hun project. Enrico Kraijo van de VPNG geeft aan dat er een behoorlijk aantal gemeenten inmiddels zijn die bijvoorbeeld een opgavemanager hebben aangenomen, om hier juist mee bezig te zijn. Om te sturen op die samenhang (tussen interne projecten) en om een netwerk in de regio op orde brengen op opdrachtgevend niveau om die samenhang te kunnen zien. Volgens Co zijn deze elementen noodzakelijk om op lokaal niveau tot uitvoering te komen.

“Je moet je afvragen wie je nu eigenlijk nodig hebt om tot uitvoering te komen en op welk moment je die personen betrekt bij het project”, geeft Co aan. Durf op een gegeven moment ook te accepteren dat elk besluit wat genomen wordt, binnen een week alweer achterhaalt kan zijn, maar laat je daardoor niet vertragen. Soms is het ook gewoon even klaar met nieuwe ambities toevoegen en  houd je gewoon bezig met de meest urgente kwesties. 

Wat Co ziet gebeuren, is dat je niet in één of twee jaar kunt repareren, waar je 20 jaar geen aandacht aan hebt gegeven. “De opgaven hangen meer samen dan ooit, de puzzel is ingewikkelder dan toen we nog gewoon aan ruimtelijke ordening deden. Dat heb je niet binnen twee jaar op orde”, laat Co weten. Hij ziet ook heel hoopvolle dingen gebeuren, bijvoorbeeld dat gemeenten elkaar van onderop gaan opzoeken om op regionale schaal richting te geven aan de programma’s en locaties. Ze merken dat wanneer ze dit niet doen, iedereen met zijn eigen zoektocht bezig is. Voordeel is dat je hierbij tegen de provincie of het Rijk kan zeggen dat je je huiswerk gedaan hebt. Je kan aangeven hoeveel woningen je wilt bouwen, en dat je overzicht hebt over het netwerk, de drinkwatervoorziening en over de bereikbaarheid. Dat zijn voorbeelden van randvoorwaarden om op projectniveau tot uitvoering te komen. Dat vergt ook dat je bestuurders meekrijgt in deze denkwijze.

Betrokkenheid
Co geeft verder aan dat er soms projectleiders zijn die nog geen heldere opdracht hebben maar wel al druk zijn met het project. Vanuit de deelnemers aan het webinar geeft iemand aan dat ze wil door willen blijven gaan, omdat ze maatschappelijk zo betrokken zijn. Dat is de reden dat je bij een overheid werkt. Meer zakelijkheid zou goed zijn, maar dat houdt ook in dat daar consequenties aan verbonden zijn. Dat er bijvoorbeeld meer mensen op straat komen te leven, dat er vluchtelingen in tentjes in de parken ontstaan, komt vanuit één van de deelnemers. Co waarschuwt: “professionals als jullie zijn vaak zo loyaal en betrokken, dat je soms ook het probleem van de politiek wil oplossen en als tweede heb je zelf eigen opvattingen over wat wenselijk is, maar die kunnen je ook in de weg zitten. Besef ook, zonder jezelf te verloochenen, dat je professionele rol een andere rol is dan wat je als persoon wenselijk acht. Let op dat je niet het probleem van de politiek aan het oplossen bent.”

Vanuit de deelnemers komt ook de vraag of het niet verstandig is om op regionaal niveau partijen aan tafel te krijgen. “Ja”, is het volmondige antwoord van Co en als voorbeeld haalt hij de regionale investeringsagenda van de regio Breda aan. 

Probeer met elkaar de regionale strategische agenda te definiëren. Dat vraagt ook van bestuurders om minder op korte termijn te sturen. Als iets door 20 gemeenten wordt gedragen en als basis voor verdere afspraken wordt gebruikt, dan is de kans dat je elke vier jaar opnieuw je projecten moet definiëren steeds kleiner.

Institutionele landschap GO
“Bijna altijd gaat het bij dit soort vraagstukken over de middelen en de instrumenten”, laat Co weten. Verder hebben we het ook over sturing en transacties (de speelwijze) en de wetten en kaders. Maar het gaat bijna nooit over de normen en cultuur (de aard van het spel). Co geeft aan dat als hij projectleiders de vraagt stelt, wanneer liep je project nu lekker, wanneer kon je meters maken? Dan heeft dat bijna altijd te maken met zaken die minder makkelijk vast te pakken zijn. Dat je gewoon met elkaar een klus aan het klaren bent. Die zijn natuurlijk ook minder makkelijk te sturen. Volgens Co is het soms de beste investering om eens met elkaar te gaan wandelen. Investeren in de onderste laag, dat gebeurt volgens hem veel te weinig. Vaak als die onderste laag niet op orde is, dan kun je met elkaar sturen op middelen en instrumenten, maar dan komt het niet op gang.



Meer over de Nederlandse woningmarkt vind je bij de VPNG bij de vakgroep Woningmarkt. Hier vind je ook de volledige opname van deze bijeenkomst.