Inloggen

Mooi al die klimaatplannen, maar waar zijn de vakmensen die de plannen ook kunnen realiseren?

De leerkring Verduurzaming particuliere woningvoorraad kwam op 16 maart voor de vierde keer bij elkaar. Een aantal deelnemers van de leerkring had aangegeven verhinderd te zijn en kijken binnenkort via het VPNG-platform de bijeenkomst terug. Aan het woord waren dit keer André de Groot van de gemeente Rotterdam en Eef Smits van brancheorganisatie Techniek Holland.

André begon de sessie met een vraag aan de deelnemers. Waar zien zij de voortrekkersrol liggen bij de verduurzaming?

Na een korte kennismakingsronde startte André met het perspectief op verduurzaming vanuit de gemeente Rotterdam.  André kwam nog kort terug op Triple-A, op de klantreis die de huiseigenaren moeten maken om uiteindelijk aan de slag te gaan met verduurzaming en op de klantsegmentatie. Bekijk hiervoor de derde sessie van de leerkring

De opgave waar de gemeente voor staat is het versnellen van het verduurzamen van particuliere grondgebonden woningen. Hiervoor is co-creatie nodig:

  • Vraagt van gemeenten samenwerken en co-creëren met partners.
  • Voor Rotterdam zijn de Triple-A observer partners belangrijke co-creatie partners.
  • Samenwerken en co-creëren met partners vraagt bereidheid van elkaar te leren en elkaar te ondersteunen.
  • Basis voor samenwerken en co-creëren: gedeeld begrip tussen partners over de impact van acties bezien vanuit het perspectief van de prospect.

De gemeente Rotterdam heeft een aantal partners betrokken bij haar verduurzamingsdoel, waaronder Innovatie Centrum Duurzaam Bouwen, de Woonwijzerwinkel, Bouwend Nederland, Vereniging Eigen Huis, de Rabobank, Techniek Nederland, etc. 

Met samenwerking en co-creëren kan je meer impact realiseren. Met elkaar heb je de opgave om te komen tot een op elkaar afgestemde benadering richting de huiseigenaren, krijg je de beschikking over meerdere directe en indirecte kanalen cq. contacten en heb je ook een business case die voor alle partijen acceptabel is. We moeten hierbij blijven kijken naar wat alle inspanningen aan de voorkant nu voor conversies oplevert aan het einde, bij de huiseigenaren. Een belangrijk begrip is hierbij transactiekosten. 

De afgelopen jaren heeft de gemeente Rotterdam in werksessies met co-creatiepartner gebruikgemaakt van diverse modellen, waaronder:

  • de klantreis
  • het scoping canvas
  • Empathy map
  • Business model canvas
  • Waardepropositie
  • Balanced Score Card
  • Ontwikkel-verbetercyclus: plan, do, check, act

Op de site van Triple A zijn deze modellen te vinden. 

Vanuit de deelnemers kwam de vraag wat de eenheid is van conversie. Volgens André is dat uiteindelijk het halen van je doelen voor 2030 en 2050, verdeeld over de specifieke segmenten in de woningmarkt. In eerste instantie is het de inspanning die je moet doen zodat huiseigenaren maatregelen gaan nemen en die maatregelen worden weer vertaald naar bijvoorbeeld co2-reductie.

De gemeente Rotterdam heeft in 2015 Techniek Nederland, de brancheorganisatie van installateurs in Nederland, als partner erbij gehaald. Als gemeente kan je niet je voorkeur uitspreken voor bepaalde installatiebedrijven. Een brancheorganisatie is daarom een goede keuze. Je hebt installatiebedrijven nodig. Je stimuleert als gemeente bepaalde maatregelen en dan moet je een lijn kunnen bieden naar aanbieders die werkzaamheden kunnen uitvoeren. 


Techniek Nederland

Eef Smits is regiomanager bij Techniek Nederland. Bijna 5.000 installatiebedrijven zijn aangesloten bij deze brancheorganisatie, waarvan 90% kleine bedrijven zijn, 9% middelgroot en net 1% zijn de grote aanbieders. Anno 2021 zijn er 150.000 mensen actief in de installatiebranche. Als we alle doelstellingen willen halen die op dit moment genoemd worden voor het klimaat, dan zijn minstens 240.000 mensen hiervoor nodig.

Techniek Nederland is betrokken bij een groot aantal regionale energie strategieën en wil ook betrokken zijn bij de warmte transitie visie, waarbij zij vooral kijken naar de uitvoerbaarheid. Uitvoerbaar in de zin van bemensing, en ook technisch gezien. Bij dit laatste moet je bijvoorbeeld denken aan de belastbaarheid van elektriciteitsnetten. 

Het is in de branche op dit moment extreem lastig. 90% van de bedrijven zijn klein en zij zouden naar de toekomst moeten kijken. Dit hebben ze nooit gedaan, kunnen dit ook niet alleen en willen vaak ook niet. De 1% grote bedrijven zijn koplopers en zij zijn op zoek naar nieuwe technologieën. Alle kleine bedrijven doen gewoon wat ze altijd al doen en daarmee kunnen zij prima hun brood verdienen. In de installatiebranche hebben  medewerkers vaak ook een al wat hogere leeftijd. Zij redeneren vrij eenvoudig: als we 2050 van het gas af moeten, dan verkoop ik liever nu nog een HR-ketel. Zo'n ketel gaat minstens 15 jaren mee. Ik kan daarna nog een ketel verkopen en daarna ben ik met pensioen. Het is niet de houding die je wilt zien, maar het is wel de praktijk. Het is dus heel belangrijk om samen te werken voor het beheer van verwachtingen en ambities bij de installateurs.  De uitdaging is dus om die kleine installateurs mee te krijgen. Via co-creatie moet je bij de installateurs de wens vanuit de politiek duidelijk maken en de vooroordelen zien weg te nemen. Nu zijn installateurs bijvoorbeeld bang dat zij door warmtenetten hun klanten kwijtraken. Via co-creatie moet je samen naar de toekomst kijken en samen overleggen wat de mogelijkheden zijn. Samen moet je op tijd inschatten waar eventuele risico's liggen. Want samen moeten we de energietransitie gaan doen: de overheid, de woningbezitter en de installateur. Gedrieën moeten ze een boodschap uitdragen, via één route, met één doel.

Eef ziet ook een gigantisch capaciteitstekort aan installateurs. De wensen die er nu vanuit de overheid liggen, zijn onmogelijk om te zetten. Belangrijk is nu om te weten welke keuzes gemeenten gaan maken in de energietransitie, zodat installateurs zich daar op voor kunnen bereiden. Gezamenlijk één boodschap is ook belangrijk. Een aantal gemeenten zetten energiecoaches in om de eigenaren van woningen te adviseren over verduurzaming en als vervolgens de installateur bij dezelfde eigenaar zit, adviseert deze geheel wat anders. Houd hierbij ook rekening dat veel huiseigenaren een vaste partij hebben voor service en onderhoud.

Volgens Eef moet je ook niet alles qua verduurzaming tegelijk willen. Kijk eerst of je nog kan isoleren, daar is snel de meeste winst te behalen. Kijk vervolgens of je het gedrag van de mens kan aanpassen en ga daarna pas kijken naar het aanpassen van de technische installatie. De isolatiebedrijven zijn echter niet goed georganiseerd, deze zijn als groep minder snel te benaderen. 

Bij de co-creatie met de installateurs gaat het om een consistente boodschap voor de bedrijven en vervolgens samen doelen te formuleren, het pad uit te stippelen, samen de boodschap op te stellen, samen opleiden en ons voorbereiden, samen maken, uitvoeren en evalueren.

Één van de deelnemers gaf aan dat zij binnen de gemeente alle installateurs hadden aangeschreven om samen met de bedrijven de verduurzaming op te pakken. De gemeente heeft daarbij aangegeven te ondersteunen bij de extra investeringen die de bedrijven moeten gaan doen. Ze hadden bijna 30 lokale en regionale bedrijven aangeschreven en slechts één partij had interesse. De partijen gaven als reden dat zij zich bij de verduurzaming richten op nieuwbouw. De bestaande bouw is geen interessante markt. De gemeente ziet zich nu genoodzaakt om buiten de regio te kijken en ook de voorlopers, de grote landelijke bedrijven, erbij te betrekken. Eef weet dat bij 13 gemeenten in de provincie zeeland zich exact hetzelfde heeft afgespeeld. Bestaande bouw vraagt veel maatwerk volgens de installateurs en dat verdient veel minder. Bestaande bouw is dus veel minder interessant en de bedrijven hebben de luxe-positie dat ze uit opdrachten kunnen kiezen.  Installateurs verdienen op veel materiaal leveren en weinig handwerk. En juist bij bestaande particuliere bouw heb je veel handwerk en weinig materiaal. De installateurs kiezen hierom liever voor opdrachten in de nieuwbouw. 

De algehele conclusie is dat verduurzaming om acties uit de markt vraagt, en blijkbaar kan en wil de markt dit aanbod niet leveren. Succes bij het stimuleren van de huiseigenaren, betekent dus niet automatisch dat de verduurzaming ook aan het einde van het traject succesvol zal zijn.

Aan het einde van de sessie werd dezelfde vraag als aan het begin van de sessie gesteld. Ditmaal zijn de antwoorden als volgt:

De sessie heeft het inzicht geleverd dat vooral ook de kennisinstellingen een belangrijke rol moeten spelen om van de verduurzaming een succes te maken. En daarnaast zien we ook, dat waar we eerst de gemeente de belangrijkste rol toekenden, we nu beseffen dat de rol van de hogere overheid groter is als de rol van de gemeenten.

Op 21 april is de volgende bijeenkomst van deze leerkring. Ook als je tot nu toe de leerkring nog niet hebt bijgewoond, ben je van harte welkom bij de sessie van Coen Vos van de gemeente Breda.